Ik doe niet aan liefdadigheid


want ik kan niet dansen met je

ik kan niet dansen, enkel aandacht vragen

ook al ben je lief, het goed doel gaat me te ver, voor je

want ik, ik ben het goede radeloze doel


mijn verhaal sluit zich ernstig tot gebodsgebed


wacht eventjes, ik touretteer van je draaiingen

ik ken je vanop de tram, midden op de tram, we zaten tegenover elkaar, die plek

waarom sloot je je ogen, in drie haltes wereldreizen, in een wals in gedachten

waarom scheen de zon op je operahuis

waarom leek het als of ik nog meer haltes reisde, in je

naar je, zonder tegenlicht, zonder te bewegen,

zonder te naderen, naderhekken, zonnezorgeloos

waarom mocht ik je vlakbij aankijken,


voor wie mij doorheeft

want ik had stiekem met je gedanst

naamloos waren we altijd, zullen we wellicht heerlijk wezen

zo scheen de zon ons tot slachtoffer onwetend eerlijk


en dan stopten de spots bij geluid van bellss

draaiend paaldansen

ik stapte af met een verschil in afstand en besef

pijnlooos maar toch de tram vasthouden

ploef plof zei de astronaut

poëzie is zoals nooit thuiskomen

einde reisverhaal