Poppies
kijk, ik gooi je iets toe, dit blad reist, voor je, via de grond
je ziet me niet zitten, soms zie je me niet
tussen mijn lucht en jouw grens is er licht
poppies, ik reis op
kijk naar het plafond, er is beeldspraak
je aanhoort me, je droomt weg en luistert nu
en je leest me
er zijn meer sprekers dan dichters
droog als een plant
mijn plant, onthou dit
mijn plant, verwelkt dacht je
oorloge en vrede, dat is mijn verhaal, het begint
planten maken ruzies, willen uitbreiden, zoals mensen
maar ook al slaat het in als een bom, ik verspreid dan enkel mijn zaad
en stofwolken doen mij synthetiseren, ik adem niet
ik ben niet zozeer een geslacht,
omdat ik enkel eenzijdig me voortplant
jouw oorlogen zijn rechtlijnig als bloed
mijn vijanden zijn bezige metgezellen
bijen lichaamsvol met zaad
en of mens stamp maar op mijn stamper
of mens, verdrink in mijn kelk en bedwelm
of mens, rijd me omver want je banden kleven, mijn zaad ook
en jouw zaad schiet zich doelbewust in het rond
mijn tegengeslacht is enkel op de grond
mijn macht
ik rijs op
ik reis verder
naar jullie toch
zo klein was mijn kern ontkiemt
zo blies ik jullie zaad toe
zonder voornemens